focus kind
Literatuur
​
Mensen, dus ook kinderen, hebben voorkeuren voor activiteiten. Om dit te staven, focussen we ons op het onderzoek van Kolb en Juch. Zij leggen de nadruk op leerstijlen: een manier of stijl waarop een persoon het best kan leren. Time-out is geen moment waarbij we leerlingen iets schools willen aanleren of hen willen bijbenen (wat ze bijvoorbeeld zouden missen in de klas, door een time-out moment). Wel kunnen we hiermee duidelijk maken dat personen en dus ook leerlingen een voorkeursstijl hebben voor een bepaalde soort activiteit of aanpak. Zo worden niet alle leerlingen rustig van het lezen van een boek of het tekenen van de situatie en vinden sommige leerlingen het aangenamer even alleen te zijn, anderen vinden het fijner contact te hebben met iemand.
Met dit in het achterhoofd lijkt het ons interessant na te gaan of leerlingen de kans hebben om tijdens een time-out moment te kunnen kiezen voor een leerstijl, een activiteit of aanpak, waar zij rustig van worden en waarbij zij inzichten op doen over hun crisismoment.
1. Leerstijlen:
• Doener - Concreet ervaren (Feeling) - Leerstijl is Accommoderen
Een doener leert en houdt het meest van activiteiten waarbij er nieuwe ervaringen en situaties zijn om van te leren. Doeners kunnen zich verdiepen in korte activiteiten in het hier en nu bijvoorbeeld korte opdrachten of rollenspel. Bij een crisis is het voor de doener het fijnst telkens zaken veranderen met een scala aan ondernemende activiteiten. Doeners houden van een fikse uitdaging en houden ervan in het diepe gegooid te worden om een moeilijke opdracht te realiseren.
• Denker - Reflectieve waarneming (Watching) - Leerstijl is Divergeren
De denker houdt er van te weten hoe iets met elkaar gerelateerd is, de relatie te leggen met reeds opgedane kennis. Hij/zij houdt van intellectueel uitdagende situaties met de kans tot het stellen van vragen. De denker leert het meest van activiteiten waarbij hij/zij afstand mag nemen van zaken en op die manier kan luisteren/observeren. Hierdoor krijgt hij/zij de kans eerst te denken en zich voor te bereiden en dan pas te doen/te reageren. Hij/zij vindt het fijn om beslissingen te mogen nemen zonder druk en tijdsduur. De denker vindt het leuk om gedachtewisseling te mogen houden zonder risico. Hij/zij vindt het leuk onderzoek te doen/informatie verzamelen.
• Bezinner - Abstracte begripsvorming (Thinking) - Leerstijl is Assimileren
Een bezinner wordt ook wel eens een dromer genoemd. Hij/zij wil tijd krijgen voor activiteiten, wil eerst nadenken en dan doen. Hij/zij vindt het fijn om beslissingen te mogen nemen zonder limiet en tijdsduur.
Bezinners houden van activiteiten waarbij hetgeen aangeboden wordt deel uitmaakt van een systeem/model/concept/theorie. Bezinners willen de kans krijgen een methodiek/uitgangspunten/logica achter iets te zoeken. Dit kan tijdens een vraag- en antwoord moment, gedetailleerde terugblik op een gebeurtenis. Bezinners houden van gestructureerde situaties en activiteiten met een duidelijk doel. Bezinners kunnen luisteren of lezen over ideeën en concepten met het accent op rationaliteit/logica/onderbouwde zaken. Denk aan het lezen van encyclopedieën.
• Beslisser - Actief experimenteren (Doing) - Leerstijl is Convergeren
Een beslisser vindt het leuk dat er een link is tussen het leren en werken, gericht op praktische zaken. Een beslisser houdt van technieken en opdrachten met duidelijke praktische voorbeelden en houdt er van deze uit te proberen of te oefenen onder begeleiding van een expert. Een beslisser houdt van activiteiten waarbij hij/zij technieken krijgt aangereikt die van toepassing zijn op het eigen werk/studie. Een beslisser wil meteen de kans krijgen om theorie in de praktijk te brengen met tips over toepassingen in de praktijk. De activiteit moet sterk realistisch zijn: echte problemen. Denk aan klusjes op school die moeten gebeuren. Beslissers kunnen zich bezighouden met praktische zaken met een duidelijk eindproduct (doel).
Er zijn diverse vragenlijsten voorhanden die gebaseerd zijn op de leerstijlen van Kolb en Juch. Op deze manier kan je te weten komen welke leerstijl het meest van toepassing is bij een leerling, kind. Op deze manier vind je leertips tot het bieden van inzicht, stimulansen tot het geven van rust.http://www.talentontwikkeling.be/media/docs/Leerstijleninfoentest.pd
Ook vonden we de meervoudige intelligenties van Gardner een inspirerende kijk waarbij het huidig onderwijs en de maatschappij onder de loep worden genomen. Hierbij merkt men dat het huidig onderwijs vaak gericht is op een beperkt aantal van de menselijke capaciteiten/intelligenties. Dit merken we ook wanneer we enkele time-outs onder de loep nemen. Vaak wordt er enkel ingezet op het verbale aspect, wanneer kinderen in time-out gaan: “Waarom deed je dat?”, “Voelde je je boos?”, “…”. Als we erin slagen ook alle andere capaciteiten, met andere woorden: intelligenties, aan te spreken in een time-out kan dit enerzijds een erkenning zijn voor de leerling, anderzijds geeft het de mogelijkheid een leerling beter te begrijpen. Niet elke leerling is even goed in zich verbaal te uiten.
Wanneer leerlingen zich erkend voelen binnen time-out, verhoogt dit het welbevinden en de intrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie is de motivatie die vanuit het kind zelf komt. Als een persoon intrinsiek gemotiveerd is, voert hij een handeling uit omdat hij het graag wil, niet omdat hij van buiten af wordt gemotiveerd dit te doen zoals bij extrinsieke motivatie.
Gardner bracht dit alles samen in acht intelligenties. Wij zien deze ‘intelligenties’, of zoals wij ze graag noemen ‘talenten’, als een manier om leerlingen aan te spreken op hun sterktes maar ook het leren kennen van hun zwaktes.
2. 8 meervoudige intelligenties
​
1. Verbaal- linguïstisch – taalknap
Leerlingen die vaak ontdekken en begrijpen wat ze denken als ze hardop praten, ze kunnen uren lezen, gemakkelijk iets horen en het beste leren wanneer ze zowel kunnen spreken, luisteren, lezen als schrijven. Vaak zijn het leerlingen die veel om uitleg vragen.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: je les rond een verhaal op te bouwen, mogelijkheden te creëren waarbij de leerlingen zelf een verhaal kunnen schrijven of bijvoorbeeld een spreekbeurt laten maken, denken aan opvoeringen van toneelstukken, musicals, voordrachten,…
2. Logisch- mathematisch – rekenknap
Dit zijn leerlingen die graag alles heel precies willen weten en ze willen dit graag heel geordend en systematisch, voordat ze iets echt goed begrijpen. Dit is in tegenstelling tot begrepen te worden.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: je les op te bouwen in termen van oorzaak-gevolg, aandacht te besteden aan sorteer- en classificatie oefeningen, te werken met schematische overzichten zoals een mindmap (zie later bij leermethoden).
3. Visueel- ruimtelijk – beeldknap
Deze leerlingen willen iets kunnen zien (beeld(en)) om het te kunnen begrijpen. Deze beelden kunnen leerlingen vormen met behulp van taal, afbeeldingen, figuren, pictogrammen. Op die manier zijn leerlingen in staat om situaties en problemen voor zich te zien en er op die manier mee te werken.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: gebruik te maken van veel beeldmateriaal: tekeningen, schema’s, diagrammen, door aandacht te besteden aan vormen, kleuren en patronen, door leerlingen leren te omschrijven wat ze zien.
4. Tactiel- kinesthetisch – beweegknap
Leerlingen die graag iets tastbaars in handen hebben. Zij kunnen op een intelligente manier dingen manipuleren. Deze leerlingen leren het best door iets te doen, te bewegen, iets uit te drukken. Ze begrijpen het best wanneer een leerkracht een handeling voordoet maar vooral als zij die handeling ook mogen uitvoeren. Deze leerlingen gebruiken het lichaam (of delen daarvan) om een probleem op te lossen, iets te begrijpen, iets uit te drukken, iets te maken.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: gebruik te maken van rollenspellen om iets toe te passen, specifieke materialen te gebruiken in de klas die de leerlingen kunnen vastnemen, leerlingen opdrachten geven waarbij zij handelend en uitvoerend te werk moeten gaan.
5. Muzikaal- ritmisch – muziekknap
De leerlingen die deze intelligentie bezitten, hoeven niet goed te kunnen zingen, het gaat er vooral om dat zij goed maat, ritme en herhaling kunnen voelen en produceren. Sommige leerlingen kunnen bijvoorbeeld goed een muziekstuk zingen of componeren, anderen horen in het tikken van de wielen van een trein op de rails een ritme. Deze leerlingen ‘moeten’ vaak ritmisch bewegen om na te kunnen denken, dit kan bijvoorbeeld het tikken met een potlood of pen zijn. Deze leerlingen houden bijvoorbeeld niet van het luisteren naar een monotoon verhaal, dan stoppen zij met denken omdat er geen ritme in te herkennen is.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: je les op te bouwen rond vaste patronen (inleiding, instructie, oefening), patronen te zoeken in de leerstof en deze op een alternatieve manier aanbrengen, te werken met rijmen en ritme, herhalingsmomenten in te bouwen.
6. Naturalistisch- ecologisch – natuurknap
Deze leerlingen hebben de intelligentie om grote verbanden of samenhangen te kunnen zien. Vaak staat dit in verband met de natuur, leerlingen worden door het observeren van natuurverschijnselen aan het denken gezet. Deze leerlingen houden ervan om buiten te zijn.
à Deze leerlingen stimuleer je het best door: ervaringsgericht te werken: de dingen in het echt gaan bekijken, de aandacht bij activiteiten vooral te richten op groei en ontwikkeling, op kleur, op vorm en op de verschillen in de natuur, activiteiten te kaderen binnen een groter geheel.
7. Interpersoonlijk – samenknap
Deze leerlingen leren van en met elkaar, zijn gericht op elkaar. Leerlingen zijn in staat om anderen te begrijpen, aan te voelen, te begeleiden maar ook te manipuleren. Deze leerlingen praten graag over hun gedachten, ze kunnen erg gevoelig zijn voor stemmingen van anderen.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: situaties aan te bieden waarbij de leerlingen gezamenlijk aan de slag moeten, werken met discussierondes, groepswerken, klassikale debatten,…
8. Intrapersoonlijk – zelfknap
Deze leerlingen hebben de intelligentie om na te (kunnen) denken over het eigen handelen, zelfreflectie toe te passen om daarvan te leren. Ze hebben een realistisch zelfbeeld en zijn in staat realistische doelen te stellen. Deze leerlingen hebben vlot toegang tot eigen gevoelens en emoties. Zij werken vaak graag zelfstandig omdat ze weten wat ze willen en kunnen. Vaak denken zij innerlijk en kunnen zich niet goed concentreren als er om hen heen gepraat wordt of andere geluiden zijn.
-
Deze leerlingen stimuleer je het best door: af en toe een rustmoment in het aanbod en de verwerking van de leerstof in te bouwen, leerlingen af en toe laten reflecteren over hun eigen werk: "Heb ik het goed gedaan?", "Wat had ik anders kunnen doen?"
Er zijn diverse vragenlijsten en kijkwijzers te vinden die gebaseerd zijn op de meervoudige intelligenties van Gardner. Volgende link geeft je een kieskaart waarop tips en stimulansen staan om leerlingen nog beter te benaderen, te stimuleren tot inzicht en rust maar ook te begrijpen. http://www.migent.be/sites/default/files/Kieskaart%20algemeen.pdf
​
Daarbij willen we de uitgangspunten van ‘handelingsgericht onderwijs’(HGW) toelichten. HGW wil de kwaliteit van het onderwijs en begeleiding van alle leerlingen verbeteren. Het is een systematische, cyclische manier van werken waarbij het aanbod wordt afgestemd op de onderwijsbehoeften én basisbehoeften van de leerlingen. HGW gaat uit van zeven principes. Deze principes kunnen ons opnieuw inspireren om na te gaan of we binnen onze time-out werking voldoende inspelen op de noden en behoeften van de leerling in kwestie. Bij elk uitgangspunt geven we een concreet voorbeeld binnen time-out.
3. Principes HGW
​
1. Onderwijsbehoeften van de leerlingen centraal stellen. Denk aan de instructie, de leertijd en uitdaging.
-
Voorbeeld time-out: weet de leerling wat er van hem verwacht wordt? Is de instructie duidelijk genoeg?
​
2. Afstemming en wisselwerking tussen leerling en zijn omgeving: de groep, de leerkracht, de school en de ouders. De omgeving moet goed afgestemd zijn op wat het leerling nodig heeft.
-
Voorbeeld time-out: is er in de klas (omgeving) een plaats waar de leerling zich kan terugtrekken, wanneer hij dit nodig heeft?
​
3. De leerkracht doet ertoe. Hij kan afstemmen op de verschillen tussen de leerlingen en zo het onderwijs passend maken.
-
Voorbeeld time-out: de leerkracht weet wat de leerling nodig heeft en voelt dit aan. Zo wordt leerling X onrustig na een lange werktijd en speelt de leerkracht hierop in door leerling X te vragen om de bordenwissers uit te gaan kloppen.
​
4. Positieve aspecten zijn van groot belang. Dit gaat niet alleen om de positieve aspecten van de leerling, maar ook van de leerkracht, de groep, de school en de ouders. Als een leerkracht een negatief beeld heeft van de leerling, dan ziet hij vaak alleen nog maar het negatieve gedrag. Het is belangrijk dat de leerkracht dan zoekt naar positief gedrag, dan zijn er meer mogelijkheden om het probleem op te lossen.
-
Voorbeeld time-out: leerling X stelt steeds ongewenst gedrag tijdens vrije spelmomenten. Wanneer X een opdracht met doel krijgt, tijdens werkmomenten, stelt hij dit gedrag niet. Leerling X heeft de leerstijl van de bezinner. Bezinners houden van gestructureerde situaties en activiteiten met een duidelijk doel. Door X een opdracht met duidelijk doel te geven, stelt hij minder ongewenst gedrag tijdens ‘vrije’ spelmomenten.
​
5. Constructieve samenwerking tussen school en ouders. De verantwoordelijkheid voor initiatief ligt bij de school. Maar de school geeft wel de verwachtingen over de verantwoordelijkheid van ouders duidelijk aan.
-
Voorbeeld time-out: het is belangrijk ouders op de hoogte te stellen over hoe de leerling het stelt op school om zo het partnerschap tussen leerling, ouders en de school optimaal te benutten. Zowel ouders als de school zijn belangrijke actoren in het leven van de leerling en kunnen op die manier tegemoet komen aan de noden van de leerling. Door middel van gesprekken kunnen zowel ouders als de school aangeven wat men opmerkt in gedrag, welke mogelijke aanleidingen zouden kunnen zijn tot dat gedrag, welk gedrag men thuis en op school opmerkt,… Meer info zie raat ‘netwerk’.
​
6. Doelgericht werken. Het team formuleert doelen met betrekking tot leren, werkhouding en sociaal emotioneel functioneren. Het gaat hierbij zowel om korte als lange termijndoelen. Doelen worden best SMARTI geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden en Inspirerend.
-
Voorbeeld time-out: Binnen time-out leggen we de nadruk op het sociaal emotioneel functioneren maar ook hier vinden we doelen terug. Zo kan een doel zijn: "In plaats van 3 keer per dag op time-out, verminderen we dit naar 1 keer per dag op time-out te zitten".
​
7. De werkwijze van school is systematisch en transparant. Er zijn duidelijke afspraken over wie wat doet en wanneer.
-
Voorbeeld time-out: zijn er duidelijke afspraken tussen leerkrachten voor een leerling met nood aan time-out? Zijn alle leerkrachten op de hoogte van de time-out werking? Meer info zie raat ‘netwerk’.
​
Als laatste richten we ons op de zelfdeterminatietheorie (ZDT) van Edward L. Decien Richard M. Ryan. Deze gaat uit van aangeboren behoeften die, indien ze bevredigd worden, optimale groei en ontwikkeling mogelijk maken. Deze behoeften worden gezien als universeel en aangeboren, dus niet aangeleerd. Drie natuurlijke basisbehoeften die centraal staan zijn:
-
competentie: behoefte om het eindresultaat te kunnen controleren en te beheersen
-
verbondenheid: behoefte om verbonden te zijn met en betrokkenheid te ervaren van anderen.
-
autonomie: behoefte om ‘het eigen leven in handen te hebben’, om keuzes te maken en te kunnen handelen met zekere mate van zelfstandigheid.
​
​
​
​
​
Bron afbeelding: wikipedia
​
Door aan deze behoeften te werken, zal iemand meer intrinsiek gemotiveerd zijn. Intrinsieke motivatie is de motivatie die vanuit de leerling zelf komt. Als een persoon intrinsiek gemotiveerd is, voert hij een handeling uit omdat hij het graag wil, niet omdat hij van buiten af wordt gemotiveerd dit te doen zoals bij extrinsieke motivatie. Hierdoor zal de leerling gemotiveerd zijn om rustig te worden, om inzicht te krijgen in zijn/haar crisissen, om mee te werken aan gesprekken/activiteiten binnen time-out.
We kunnen vaststellen dat elke leerling een individuele aanpak nodig heeft en dat geen enkele time out voor alle leerlingen op dezelfde manier werkt. Elke leerling wordt graag op een andere manier benaderd, elke leerling heeft voorkeuren voor activiteiten waarbij hij/zij tot rust kan komen of tot inzicht kan komen. Met dit uitgangspunt denken we dat heel wat ‘time-out teams’ kunnen worden geïnspireerd om hun ‘time-out’ onder de loep te nemen en zo te kijken of er voor elke ‘leerstijl’ of ‘intelligentie’ iets te vinden is binnen hun time out aanbod. Hopelijk kunnen zij ook worden geïnspireerd door de uitgangspunten van het handelingsgericht onderwijs en de noden van een leerling vanuit de zelfdeterminatietheorie.
PRAKTIJKVOORBEELDEN
Soms is het moeilijk een eenduidig protocol op te stellen. Belangrijk is dat de leerling steeds centraal staat. Dit heeft als gevolg dat je oog voor elk leerling moet hebben en dus moet zoeken naar een gepaste aanpak, aangepast aan de noden van deze leerling. Doordat time out een persoonsgerichte werking wordt, zijn er veel aanpassingen, gedifferentieerde aanpakken en een flexibele omgang met regels, afspraken en structuur. Dit vraagt een flexibele en creatieve mindset. Denk aan individuele (les)roosters, speeltijden waarbij leerlingen binnen blijven of zich mogen afzonderen in een huisje/tentje die het druk vinden buiten, een ruststoel voor één bepaalde leerling die hier nood aan heeft, leerlingen met een hoofdtelefoon,…
Elke leerling waarbij men aanvoelt dat hij/zij nood heeft aan time-out om welke manier dan ook, moet kunnen worden besproken. Dit kan in het schoolteam met leerkrachten, orthopedagogen, logopedisten, kinesisten en alle andere betrokken personen voor de leerling in kwestie. Daarbij is het belangrijk ouders te betrekken in het time-out verhaal met betrekking tot hun kind. Dit kan door ouders uit te nodigen op een gesprek. Het kan goed zijn dit gesprek in het begin van het schooljaar te houden, denk aan een kennismakingsgesprek waarbij de leerkracht de ouders en hierdoor ook de leerling beter leren kennen.
Op deze manier kan men, via ouders, inspelen op interesses van de leerling. Voor leerlingen die zichzelf vlot kunnen uitdrukken kan het interessant zijn een gesprek te voeren met de ‘time-out begeleider’ of vertrouwenspersoon, zonder ouders, opvoeders, leerkrachten, CLB,… Op deze manier voelt de leerling zich gehoord, zonder rekening te moeten houden met ouders, opvoeders,… die denken te weten waar de interesses van de leerling liggen. De leerling kan zijn/haar verhaal brengen, er wordt gevraagd naar interesses, gesproken over gevoelens, moeilijke momenten,… Hierbij wordt ook gevraagd welke van deze informatie tijdens een gesprek met alle betrokkenen mag gedeeld worden.
De leerling kan op deze manier zelf bepalen welke informatie vertrouwelijk blijft en welke informatie gedeeld mag worden. De leerling staat centraal en neemt deze beslissing, hier moet respect voor opgebracht worden. Meer informatie hierover vind je in het raat ‘netwerk’.
Sommige leerlingen hebben nood aan meerdere time-out momenten per dag. Het is belangrijk dit bespreekbaar te maken in het team en met ouders, zo kan hierop worden ingespeeld en zelfs preventief gewerkt worden om de leerling meer rust te bieden. Meer informatie hierover vind je in het raat ‘preventieve werking’. Een goed idee kan dan zijn af te spreken dat de leerling 2 time-outkaartjes per dag krijgt. Leerlingen mogen dan zelf, per dag, aangeven en kiezen wanneer ze deze twee kaartjes inzetten. Deze kaartjes tellen voor 10 minuten rustig werken in de time-out. Dit kan een ruimte in de klas zijn maar ook een aparte time-out ruimte. Meer informatie vind je binnen het raat ‘ruimte’.
Als team of leerkracht voel je vaak aan welke momenten moeilijker zijn voor sommige leerlingen. Zo merken velen dat bijvoorbeeld regenweer een stressvolle, drukke en moeilijke factor kan zijn. hier kun je als team preventief op inspelen. Meer informatie vind je binnen het raat ‘preventieve werking’. Zo kan er bij regenweer gebruik gemaakt worden van lokalen binnen. Hier worden drie activiteiten aangeboden: gezelschapsspelen in de eetzaal, film in een vrij klaslokaal, groot bewegen in de sportzaal. Deze activiteiten worden visueel voorgesteld zodat leerlingen overzicht hebben over de aangeboden activiteiten op dat moment.
Sommige leerlingen vinden een speeltijd moment moeilijk omdat hier vaak heel wat van de gekende structuur wegvalt en de leerling zich op een drukke plaats bevindt. Leerlingen komen soms in conflict en het is als leerkracht moeilijk om alles gezien te hebben. Ook dit zijn vaak moeilijke momenten waarbij leerlingen nood hebben aan time-out. Ook hier kan preventief op ingespeeld worden door spelen en activiteiten aan te bieden. Zo kun je als school of klas elke maand één spel centraal stellen. Dit spel wordt ingeoefend, besproken, onder begeleiding gespeeld. Deze spelen en activiteiten kunnen opnieuw visueel voorgesteld worden. Een andere oplossing kan zijn: een aparte speelplaats aanbieden waarbij begeleid gespeeld wordt. Leerlingen kunnen kiezen uit drie activiteiten, die opnieuw visueel worden voorgesteld.
Het is belangrijk de leerling te kennen en uit te gaan van een grondige beginsituatie. Zo vindt een leerling met smetvrees het helemaal niet prettig om tijdens een time-out moment in de tuin te werken. Zorg dat de leerling niet in een paniekzone terecht komt waardoor time out als extra crisismoment wordt ervaren.
.
