preventieve werking
Literatuur
​
Als eerste is het belangrijk om binnen het preventief werken te kijken naar twee niveaus. Enerzijds is het belangrijk om naar het klasniveau te kijken, anderzijds ook naar het schoolniveau:
-
Spoor B: Klasniveau1
Als we het hebben over preventief werken dan gaat het over het voorkomen van gedragsproblemen, op maat van de onderwijs - en ondersteuningsbehoeften van leerling(en), leerkrachten en ouders, zodat er zich geen psychologische problemen ontwikkelen. Een noodzakelijke bouwsteen hierbij is het ontwikkelen van positieve leerkracht-leerling relaties, om van daaruit de klas en individuele leerlingen te observerenen bovenstaande gedragsmatige en emotionele vaardigheden te trainen binnen en buiten de klas. Leerlingen, die het moeilijk hebben, kunnen tot rust komen in de time-in hoek.
​
-
Spoor A: Schoolniveau
Observaties, doelstellingen en preventieve maatregelen op leerling(en)- en ouderniveau worden afgestemd binnen het schoolteam, dit aan de hand van het handelingsgericht werken én aansluitend bij de zorgvisie. Positieve leerkracht-leerkracht relaties en verbonden teams zijn hierbij cruciale bouwstenen, gekaderd binnen de thema's zelfreflectie en teamontwikkeling.
-
Conclusie:
Door preventief te werken leer je het kind rekening houden met zijn gevoelens/gedrag. Je kan een kind zijn gedrag niet veranderen maar wel hoe zijn gedrag tot uiting komt. Dit is een vorm van gewenst gedrag. Het is heel normaal dat kinderen dit soort gedrag moeten leren.
1.Preventiepiramide - Johan Deklerck
Een kader dat gebruikt kan worden bij het preventief werken rond probleemgedrag in scholen is de preventiepiramide, ontworpen door Johan Deklerck (2010) voor de integrale aanpak van onveiligheid. Interessant aan dit model is dat het verder gaat dan de preventie van agressie. Je kan het model gebruiken om maatregelen in jouw school te toetsen en te bekijken op welke manier en binnen welke niveaus jij als school aan het werk bent en waar je indien mogelijk nog meer maatregelen kan nemen. Daarnaast vertrekt het model vanuit een brede en positieve basis, iets waar wij binnen ons project erg veel waarde aan hechten.
De piramide is opgebouwd uit hiërarchische niveaus. Onderaan in de piramide werk je dus breed en positief. Tevens zijn de onderste lagen breed, hier passen veel maatregelen in. Het is dus belangrijk dat je het meeste tijd en energie steekt op de onderste niveaus. Ze vormen de basis waarin de maatregelen op hogere niveaus beter gedijen. Hoe hoger je in de piramide gaat hoe specifieker je werkt en hoe groter de probleemgerichtheid. Deze niveaus zijn kleiner en beperkter en omvatten een minderheid van maatregelen.
Wanneer we kijken naar preventief werken op schoolniveau zijn niveau 1, 2 en 3 het meest interessant. Op niveau 1 vind je de fundamentele maatregelen. Op dit niveau gaat het over maatregelen die een positieve invloed hebben op het welbevinden, de manier van omgaan met elkaar en de algemene sfeer. Bijvoorbeeld een veilige, verzorgde en aangename infrastructuur van de schoolomgeving (zoals de speelplaats). Leerlingen kunnen hier ook mee inspraak in krijgen, op deze manier is de speelplaats ook echt iets van hun. Op niveau 2 vind je de algemene preventie. Hier gaat het over maatregelen die de aandacht vestigen op het versterken van de mogelijkheden en draagkracht van mensen en structuren, hierbij zoek je naar een breed en positief antwoord op problemen. Een voorbeeld hiervan kan het opstellen van duidelijke afspraken en regels zijn, die daarbij gekend en geoefend zijn en visueel worden ondersteund. Een ander voorbeeld is het organiseren van activiteiten die de verbondenheid tussen leerlingen versterkt. Vanaf niveau 3 werk je preventief in de echte zin van het woord, de aanpak is nu meer probleem- en doelgericht. De aanpak is direct en heeft als doel te voorkomen dat problemen zich herhalen. Wanneer je als school bijvoorbeeld merkt dat er vaak conflicten ontstaan tijdens het voetbalspel op de speelplaats, kan je ervoor kiezen om meer toezicht te plaatsen bij het sportveld wanneer dit nu nog niet het geval is.
Niveau 4 en 5 werken vooral reactief, binnen deze niveaus vind je de eigenlijke time-out op niveau 4 en het deel ‘nazorg en herstel’ op niveau 5.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Figuur 2: Preventiepiramide voor de integrale aanpak van onveiligheid (Icoba, 2013)
2. Kijkwijzer sociale vaardigheden - zorgcontinuüm (brede basiszorg)
Een tweede kader dat belangrijk is om te bekijken is het zorgcontinuüm. Met de invoering van het M-decreet werd het zorgcontinuüm decretaal verankerd en door de overheid naar voor geschoven als te hanteren model. Meer specifiek erkennen we de brede basiszorg waarin heel wat maatregelen kunnen zitten om te werken aan sociale vaardigheden en het voorkomen van eventueel probleemgedrag. Het OVSG heeft een handige kijkwijzer opgesteld met preventieve maatregelen in verband met sociale vaardigheden op alle niveaus van het zorgcontinuüm. We kijken enkel naar fase 0, brede basiszorg. In dit deel willen we vooral kijken naar de preventieve maatregelen waar iedereen uit het schoolteam gebruik van kan maken en die tevens voor alle leerlingen in een school gelden.
In bijgevoegde link vindt u onder niveau 0, de brede basiszorg, een oplijsting van maatregelen die je als leerkracht kan nemen, deze komen uit de kijkwijzer van het OVSG. Het lijken op het eerste zicht misschien simpele dingen, maar ze kunnen van grote waarde zijn voor de leerlingen in jouw school, twee voorbeelden:
-
Zorg dat je voldoende zicht hebt op de socio-emotionele ontwikkeling van leerlingen.
Een goed zicht op de socio-emotionele ontwikkeling van leerlingen zorgt ervoor dat je weet wat je van leerlingen op een bepaalde leeftijd wel en niet kan verwachten. (OVSG vzw, Onderwijskoepel van steden en Gemeenten, z.d.) -
Creëer een veilig klasklimaat. Zorg dat een leerling zich in de eerste plaats veilig voelt bij jou. Dit is de basis voor een vertrouwensrelatie die maakt dat de leerling zich door jou in zijn sociaal functioneren ondersteund voelt. Maak van je klas een veilige thuishaven waar leerlingen graag vertoeven. Zorg voor rust, structuur en houvast. Werk aan een goede relatie met elke leerling. Een verstoord contact tussen leerling en leerkracht kan negatief gedrag veroorzaken of in stand houden. (OVSG vzw, Onderwijskoepel van steden en Gemeenten, z.d.)
Meer maatregelen opgesteld door het OVSG rond het werken aan sociale vaardigheden vind je hier: http://www.prodiagnostiek.be/materiaal/GEDRAG%20EN%20EMOTIE_B_miniwijzer_SOVA.pdf
​
3. Het belang van jouw rol als leerkracht of begeleider
In het boek ‘Gedragsproblemen in de klas’ van Anton Horeweg wordt de rol van de leerkracht nog eens extra beschreven. Ook het 3e uitgangspunt van Handelingsgericht werken liegt er niet om: “de leerkracht doet ertoe”. In het boek van Anton Horewerg wordt beschreven dat veel gedragsproblemen verdwijnen als het leerkrachtgedrag verandert. Natuurlijk kan je het zo zwart-wit niet stellen, maar het doet wel denken wat voor belangrijke rol jij als leerkracht of begeleider kan hebben als het gaat over moeilijk gedrag. Bij het onderdeel ‘de rol van de leerkracht’ en ‘andere preventieve maatregelen’ merken we daarnaast ook veel gelijkenissen op met bovenstaande maatregelen in verband met sociale vaardigheden, maar ook met niveau 2 binnen de preventiepiramide van Deklerck.
Zo wordt er als eerste beschreven hoe belangrijk het is om in te zetten op de relatie met leerlingen, hier start alles mee. Ook het bewaken van de relaties tussen leerlingen onderling is van belang, net zoals het creëren van een goede groep. Wat daarnaast nog opvalt is het aantal voorbeelden van maatregelen die te maken hebben met het scheppen van duidelijkheid en voorspelbaarheid, door bijvoorbeeld duidelijke verwachtingen te stellen of een dagplan op te hangen in de klas dat duidelijk zichtbaar is voor de leerlingen. Die duidelijkheid en voorspelbaarheid hebben leerlingen nodig om zich veilig te voelen en een leerling die zich veilig voelt zal minder snel probleemgedrag vertonen.
Wanneer we gaan nadenken over de rol van jou als leerkracht of begeleider is het ook zinvol om te gaan kijken naar de vijf pedagogische vaardigheden van Patterson. Je zal binnen deze vaardigheden ook heel wat herkennen van vorig genoemde maatregelen. Ze omvatten nog eens kort waar het allemaal om draait. Deze vaardigheden kan je dus gebruiken als basis om goed te handelen als leerkracht. Daarnaast kan je jezelf ook evalueren op de vijf vaardigheden. Welke vaardigheden zet je al goed in en welke komen minder aanbod?
Regels en structuur
Zoals eerder al aangehaald en getoetst met verschillende voorbeelden zorgt een helder en gestructureerd klimaat waarin er voldoende aandacht is voor regels, voor duidelijkheid. Deze duidelijkheid zorgt voor rust bij de leerlingen, net zoals het voorzien van herhalingsmomenten doorheen de dag. Binnen de kijkwijzer van sociale vaardigheden vind je heel wat goede voorbeelden binnen deze vaardigheid.
​
Positieve betrokkenheid
Hier is het belangrijkste dat de klas een veilige haven is voor de leerlingen. Het ervaren van deze ‘veilige haven’ zorgt eveneens voor rust bij leerlingen. Als leerkracht ben je positief betrokken bij je leerlingen. Dit doe je door een heel aantal dingen: zoals positieve taakgerichte feedback, ruimte geven aan emoties, echt te luisteren naar leerlingen,.... Geef jezelf de tijd om je leerlingen te leren kennen en kijk verder dan het (moeilijke) gedrag.
​
Monitoring
Binnen de eerste vaardigheid ging het over het bieden van regels en structuur, echter hebben regels geen zin wanneer hierop geen toezicht is. Het gaat hier dus over het opvolgen van leerlingen en toezicht houden. Hierbij is het steeds belangrijk dat je niet te controlerend overkomt, je stelt je best op als ondersteuner in plaats van jager. De belangrijkste boodschap is dan: ‘ik zie je, ik ben er voor je’.
​
Positieve bekrachtiging
Zinvolle positieve feedback is niet altijd makkelijk om te geven. Het gaat dan bijvoorbeeld over het geven van taakgerichte feedback zoals 'ik zie dat je hebt geprobeerd de oefening zelf te starten, wat fijn!' in plaats van vooral persoonsgerichte feedback zoals ‘je bent flink’. Daarnaast hebben we nog vaak meer oog voor negatief gedrag dan voor positief gedrag. Dit terwijl het merendeel van het gedrag positief en gewenst is. Omdat het zo ‘gewoon’ is vergeten we vaak te laten merken dat we het gezien hebben.
​
Problem Solving
Vaak stellen leerlingen verschillende en wisselende gedragingen. Ingrijpende acties zijn niet voor elk storend gedrag zinvol. Echter wanneer het gedrag problematisch wordt is het belangrijk dat er een gesprek met de leerling plaatsvindt. Hierbij is het belangrijk dat er mét de leerling wordt gesproken. Probeer om samen met de leerling tot een oplossing te komen, zorg ervoor dat er genoeg ruimte is voor de leerling om zijn zegje te doen, dat er wordt gesproken in plaats van gepreekt.
4. Ouderbetrokkenheid als preventieve maatregel
Binnen de raat ‘netwerk’ gingen we al in op het luik van ouderbetrokkenheid, meer specifiek op welke manier de ouders worden betrokken binnen een time-out werking. Binnen dit deel zijn we op zoek gegaan naar hoe ouderbetrokkenheid kan gezien worden als preventieve maatregel.
​
Ouderbetrokkenheid is in het buitengewoon onderwijs niet altijd even makkelijk. Vaak zie je ouders enkel tijdens oudercontacten, daarbuiten is er niet altijd veel ruimte en tijd om aan ouderbetrokkenheid te doen. Dat komt mede doordat veel leerlingen in het buitengewoon onderwijs met de bus naar school komen. Toch vinden wij het belangrijk om ook te kijken naar de relatie tussen ouders en de school en hoe deze het gedrag van de leerling thuis en op school positief kunnen beïnvloeden. Want wanneer leerlingen thuiskomen zijn het de ouders die de opvoeding terug op hun nemen.
Klasse heeft in de jaren 2015-2017 een dossier opgesteld rond ouderbetrokkenheid in Vlaamse scholen. Hierin zijn heel wat artikels verschenen waarin specialisten en scholen in de praktijk hun visie op ouderbetrokkenheid weergeven. Uit het lezen van deze artikels hebben we een aantal visies en praktijkvoorbeelden gehaald waarin wordt aangegeven op welke manier je aan ouderbetrokkenheid kan doen en welke positieve invloed die ouderbetrokkenheid kan hebben op de leerlingen in jouw school.
‘Moet ik naast mijn dochter zitten tijdens het huiswerk en haar fouten verbeteren?’ en ‘Hoe praat ik met mijn zoon over school?’. Als je daarop als leraar kan antwoorden, betrek je ouders thuis bij het onderwijs van hun leerling. Nederlands onderzoek wees uit dat dat meer impact heeft op de schoolprestaties dan aanschuiven op oudercontacten of pasta eten op het schoolfeest. Meer nog: ook hun zelfbeeld, welbevinden en motivatie profiteren ervan. (Bart de Wilde,2017)
​
In een artikel van Klasse beschrijven pedagoog Hans Crombrugge en onderzoeker Evelyn Moreel hun visie op ouderbetrokkenheid in een school. Zo geeft Hans Crombrugge aan dat de school wel degelijk van ouders mag verwachten dat ze thuis meewerken, maar belangrijk hierbij is dat het gebeurt volgens de draagkracht van ouders. In plaats van te verwachten van ouders om aanwezig te zijn op de pastadag kan je ouders stimuleren om met hun kinderen over school te praten, hun kinderen te motiveren en interesse te tonen in wat ze op school doen. Het zit soms in kleine gewoontes.
​
Als tweede haalt Evelyn Moreel aan dat de school vaak veel verwacht van ouders, bijvoorbeeld door impliciete verwachtingen zoals het controleren van agenda en boekentassen. Hierbij wordt niet altijd duidelijk gecommuniceerd of gecontroleerd of ouders alles snappen. Hans Crombrugge geeft daarom aan dat je het inschrijvingsmoment heel expliciet kan benutten hiervoor. De school kan op dat moment aangeven dat ouders voor een bepaald pakket tekenen, dat is hetgeen dat de school van ouders verwacht, ook thuis. Even belangrijk hierbij is dat ook ouders op dat moment kunnen aangeven wat zij van de school verwachten en wat voor hen lukt. Ouderbetrokkenheid- en participatie moet dus streven naar wederkerigheid, vaak is het nog zo dat één partij, de school, de spelregels bepaalt.
Wat wij hier vooral uit meenemen is dat je ook bij ouderbetrokkenheid breed en positief moet werken en het zeker een meerwaarde is wanneer er op een positieve, constructieve manier wordt gesproken over school in de thuiscontext. Daarnaast is er niet enkel voor de leerlingen in jouw klas nood aan duidelijkheid, maar ook tegenover ouders is het belangrijk om duidelijke verwachtingen te stellen en om tegelijkertijd genoeg ruimte te voorzien voor inbreng. Als ouders worden meegenomen in het schooltraject van hun kind en bijvoorbeeld worden betrokken bij het opstellen van het individueel handelingsplan en uitvoeren hiervan, heeft ouderbetrokkenheid een positieve invloed op de leerlingen in jouw school. Zij kunnen beter leren en groeien in hun sociaal- emotionele ontwikkeling.
5. Motivatie van leerlingen
Als vijfde element binnen de preventieve werking kunnen we kijken naar de motivatie van leerlingen. We veronderstellen dat leerlingen die niet gemotiveerd zijn voor school een lager welbevinden ervaren. De kans dat deze leerlingen ongewenst gedrag gaan vertonen is groter. We hebben ervoor gekozen om de zelfdeterminatietheorie van Rayn en Deci te gebruiken als kader wanneer het gaat over de motivatie van leerlingen. Je kan dit kader gebruiken om enerzijds te kijken op welke manier een leerling zich al dan niet motiveert voor iets. Anderzijds kan je als leerkracht of team ook eens bekijken op welke soort van motivatie je vooral inzet.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Figuur 2: Het zelfdeterminatiecontinuüm gaande van gecontroleerde tot autonome motivatie (aanpassing van Ryan & Deci, 2000)
Binnen de zelfdeterminatietheorie zijn er twee verschillende soorten van motivatie. Aan de linkerkant van het kader vind je de gecontroleerde motivatie, dit wil zeggen dat de reden van motivatie aan de buitenkant ligt, de motivatie wordt extern bepaald en komt niet vanuit jezelf, je doet het voor iets of iemand. Aan de rechterkant vind je de autonome motivatie, hier is de reden van motivatie vanuit jezelf, je doet iets omdat je het zelf wil. Als ouders, leerkrachten, opvoeders,… van leerlingen is het belangrijk om verwachtingen vol te houden. Dit doe je door steeds nabij de leerlingen te blijven en gestelde verwachtingen op te volgen (zie monitoring – pedagogische vaardigheden Patterson). Na verloop van tijd nemen leerlingen deze verwachtingen over, er ontstaat een ‘vrijwillige onderwerping’ hierbij verschuift de externe dwang naar een interne. Wanneer dit gebeurt kan de concrete afwezigheid afnemen.
​
Wanneer we kijken naar de gecontroleerde motivatie kunnen we deze opdelen in twee verschillende soorten:
-
Externe regulatie: Externe regulatie wil zeggen dat leerlingen pas iets doen wanneer ze hier beloond voor zullen worden of dat ze juist iets niet zullen doen uit angst voor een straf. Een leerling doet al dan niet iets omdat het moet. Onderliggende emoties zijn vooral stress en druk. Het zich eigen maken van waarden en normen komt hier niet aan bod, er is geen internalisatie.
-
Geïntrojecteerde regulatie: Bij geïntrojecteerde regulatie gebeurt de motivatie nog steeds extern en vooral vanuit een gevoel van angst of stress. De motivatie komt vooral voort doordat men zich wil bewijzen, men wil schaamte en schuld vermijden. Een voorbeeld hiervan is wanneer leerlingen naar school komen of een bepaalde richting kiezen omdat er anders op hen zal worden neergekeken. Internalisatie komt hier gedeeltelijk aan bod.
Wanneer we kijken naar de autonome motivatie kunnen we ook deze nog verder opsplitsen: Geïdentificeerde regulatie: hierbij zit een leerling al bij de autonome motivatie, maar het type motivatie is nog steeds extrinsiek. Je doet iets omdat je het persoonlijk zinvol vindt en doet dit vrijwillig. Bijvoorbeeld wanneer leerlingen hard studeren omdat ze het belangrijk vinden een diploma in handen te hebben. Al had die leerling misschien liever in de zetel gelegen of een ander vak gestudeerd.
Intrinsieke regulatie: bij intrinsieke regulatie doe je iets echt vanuit jezelf, meer nog, je doet iets vanuit interesse en het ervaren van plezier uit wat je doet. Internalisatie is hier dan ook niet nodig.
​
Als we kijken hoe we de zelfdeterminatietheorie kunnen gebruiken als preventief kader, is het vooral de bedoeling leerlingen aan de rechterkant te krijgen, bij de autonome motivatie. Bij leerlingen die nog veelal links zitten in hun motivatie zullen kleine stapjes nodig zijn om hem naar de autonome motivatie te brengen, dit zal niet in 1, 2, 3 gebeuren, maar heeft tijd nodig. Om de leerlingen meer te motiveren kan je inspelen op de interesses van de leerlingen, activiteiten en leerinhouden aanpassen aan het niveau van leerlingen of bijvoorbeeld werken met actieve werkvormen. Daarnaast is het ook steeds belangrijk om als leerkracht vol te houden, bijvoorbeeld wanneer het gaat over het volhouden van gestelde verwachtingen of regels zodat leerlingen tot ‘vrijwillige onderwerping komen’.
Praktijkvoorbeelden
1. Preventie binnen de klas (time-in)
Binnen de klas kan je heel wat aanbieden om preventief een time-out te voorkomen. Binnen een school wordt er bijvoorbeeld gewerkt met twee fases binnen de time-out werking. Fase 0 (binnen de klas) en fase 1 (buiten de klas). Binnen de klas (fase 0) worden er zoveel mogelijk conflicten opgelost. Verder heeft elke klas in deze school een rustige hoek met een gevoelsthermometer en picto’s van de basisemoties. Hiermee kunnen de leerlingen aangeven hoe ze zich voelen. De leerkracht probeert altijd een gesprek aan te gaan met de leerlingen.
​
Een ander voorbeeld van preventief werken binnen de klas, is het gebruik van werkhokjes of andere aparte ruimtes in de klas. Zo kunnen leerlingen gebruik maken van een apart werkhokje, op deze manier kunnen leerlingen nog deelnemen aan het klasgebeuren maar hebben ze een eigen plekje waarin ze meer rust ervaren. Daarnaast kan er ook een plaats voorzien zijn in de klas waar de leerlingen even tot rust kunnen komen, zoals een rustige hoek waar de leerlingen vrijblijvend gebruik van kunnen maken of eerder een echt time-in hoekje met time-timer in de klas. In dit time-in hoekje kan een zitzak staan en enkele voorwerpen zoals een tangle waar de leerling zich mee kan bezig houden. Met de betreffende leerkracht wordt afgesproken om hier bijvoorbeeld 10 minuutjes tot rust te komen, daarna wordt er opnieuw gestart in de klas.
​
Niet alleen in de klas, maar ook buiten de klas kan een aparte ruimte voorzien zijn die eerder werkt als preventieve maatregel. Zo wordt er in één school vaak ingezet op leerlingen hun individueel stoeltje (wachtstoeltje) wanneer de leerlingen voelen dat ze even nood hebben aan hun eigen plekje.. Leerlingen voelen zich geborgen bij dit idee..
2. Preventie door het bieden van structuur en duidelijkheid.
Een andere preventieve maatregel is het brengen van structuur en duidelijkheid, deze brengen rust voor de leerlingen. We merken op dat heel wat scholen hier al sterk mee bezig zijn, maar dit niet altijd zien als een preventieve maatregel. Ze doen dit eerder onbewust en kunnen hier dus zeker nog meer winst uit halen wanneer dit meer bewust wordt ingezet. Denk bijvoorbeeld maar aan ‘structuur en duidelijkheid’ en ‘monitoring’ als één van de vijf pedagogische vaardigheden. Zo kan er geopteerd worden om in alle klassen in de hele school hetzelfde dagplan te gebruiken dat goed zichtbaar is voor alle leerlingen. Zo kennen alle leerlingen het gebruik van dit dagplan en moeten ze niet elk jaar opnieuw leren werken met een nieuw dagplan. In deze school was er ook erg veel visualisatie aanwezig, dit maakt het voor de leerlingen gemakkelijker om alles te begrijpen en te plaatsen. Op die manier zorgt dit dus ook weer voor een stukje meer rust.
​
Een andere school koos er voor om het deel ‘preventie’ echt op te nemen in hun time-out werking die visueel wordt voorgesteld door een schema. Alle leerkrachten in de school kennen deze werking, door het deel preventie hierin op te nemen erkennen zij nog meer het belang ervan. Binnen dit onderdeel herken je heel wat dingen binnen de vijf verschillende pedagogische vaardigheden, zoals het belang van volgende zaken: steeds kort op de bal spelen, structuur, duidelijkheid, voorspelbaarheid, afgrenzing en afbakening, steun en veiligheid, positieve sfeer, specifieke projecten op klasniveau en schoolsfeer, vertrouwen, ...
3. Preventie door in te zetten op sociale vaardigheden
We merken op dat veel scholen ook inzetten op lessen of sessies rond sociale vaardigheden. Tussen de scholen zijn er vaak verschillen op welke manier deze ‘lessen’ worden gegeven en voor welke leerlingen ze toegankelijk zijn. Eén school kiest er bijvoorbeeld voor om door middel van een toneel/film verschillende waarden en normen aan de leerlingen te tonen en ze op die manier kennis te laten maken met regels en afspraken in de school.
De personages worden gespeeld door leerkrachten en hebben bijpassende namen zoals ‘MAGda’ en ‘daNIE’, alle leerlingen in de school kennen deze personages. Sommigen scholen opteren ervoor om deze lessen aan te bieden voor alle leerlingen, andere scholen kiezen ervoor om ze voor een beperkt aantal leerlingen te voorzien. Ook de extra therapieën die leerlingen krijgen van een psycholoog en/of pedagoog kunnen helpend zijn als het aankomt op sociale vaardigheden. Belangrijk hierbij is dan wel dat er vooral wordt ingezet op de positieve aspecten. Denk maar aan de positieve bekrachtiging als één van de vijf pedagogische vaardigheden.
4. Preventie door bewust in te zetten op het speelplaatsbeleid
Als school kan je ervoor kiezen om in te zetten op heel wat verschillende preventieve maatregelen in verband met de speelplaatswerking, hier kunnen alle leerlingen in de school gebruik van maken. Hieronder enkele voorbeelden:
​
Er is een aparte speelplaats waar veel natuurelementen aanwezig zijn, de aanwezigheid van natuur kan voor een aantal leerlingen rustgevend zijn of kunnen er juist voor zorgen dat ze zich extra kunnen uitleven. Hier kunnen ongeveer 15 leerlingen spelen, dit kan door middel van rust speelplaatskaartjes. Elke klas heeft 3 ‘rust-speelplaats-kaartjes’. Elke dag worden deze verdeeld en mogen de leerlingen aangeven of ze gebruik willen maken van deze kaartjes en dus spelen op de rust speelplaats. Op deze speelplaats bevinden zich 2 U-vormen met schotten en staan steeds twee toezichthouders. Een ander voorbeeld is dat er vooraf gekeken en afgesproken wordt welke leerlingen wanneer gebruik kunnen maken van een aparte speelplaats. Door het aanbieden van drie verschillende activiteiten waarbij telkens één begeleider aanwezig is, kan het spel in goede banen geleid worden en kan er worden ingezet op bijvoorbeeld het samen spelen.
Wanneer er buiten niet gespeeld kan worden door regenweer krijgen de leerlingen de kans om te kiezen uit een aantal andere mogelijkheden:
- Gezelschapsspelen in de eetzaal
- Film in een apart lokaal
- Groot bewegen in de sportzaal (zoals het maandspel)
- Dit wordt opnieuw overal visueel voorgesteld zodat de leerlingen vlot kunnen kiezen.
- Het voorkomt moeilijke momenten bij het binnenspelen.
- Tot slot zet deze school ook in op klascompetitie. Elke donderdag organiseert de school een competitie tussen de klassen. Door deze competitie hopen ze het groepsgevoel te vergroten en tevens ook rust te bieden door groepen in te delen op de speelplaats.
Een andere school gelooft sterk in het geven van vrijheid aan de leerlingen. Zo is de speelplaats voor lagere school leerlingen niet afgezet met muren of hekken maar omgeven met bomen en natuur. Zij geloven dat deze vrijheid, rust en veiligheid biedt. Deze vrijheid zorgt er voor dat leerlingen zelf verantwoordelijkheid krijgen om niet weg te lopen.
5. Preventie door in te zetten op rustmomenten
Een aantal scholen hebben ervoor gekozen om momenten van rust en relaxatie in te plannen als preventieve maatregel. Dit kan voor alle leerlingen in de school zijn, door bijvoorbeeld een uurtje yoga in de week te voorzien in een apart lokaal. Deze sessie wordt door twee externe leerkrachten gegeven. Het doel is dat de leerlingen hierbij de kans krijgen om tot rust te komen. Dit kan in de vorm van yoga- en relaxatie oefeningen, bouwen van coconnetjes met kussens, kortom rustgevende oefeningen. Soms wordt er ook tijd en ruimte gemaakt om in gesprek te gaan. Dit kunnen onderwerpen als gevoelens, pesten, klassituaties,…
​
Een ander voorbeeld hierbij zijn de individuele momenten waarbij leerlingen uit het klaslokaal worden gehaald om met therapeuten rond relaxatie, relaties en gevoelens, tot rust komen,… worden gewerkt. Voorbeelden die aangehaald werden zijn een verzwaringsdeken, yogaoefeningen, drukvest, loskomen van tics in een apart lokaal.
Ook de natuur kan voor sommige leerlingen erg rustgevend zijn of eerder een manier van ontladen. Klasleerkrachten kunnen bijvoorbeeld inzetten op deze preventieve werking door natuur op te zoeken, buiten te spelen,… Het werken in de natuur, zoals bijvoorbeeld in de schooltuin wordt voor sommige leerlingen in een school vast ingeroosterd.
6. Preventie door in te zetten op verbondenheid
Ook op het gebied van het creëren en versterken van verbondenheid kunnen we een aantal goede praktijkvoorbeelden geven.
Zo kiest een school ervoor om elke maand te werken met een ‘maandopener’. Hier wordt extra ingezet op verbondenheid tussen leerlingen, leerkrachten, team.
- Elke eerste schooldag van de maand verzamelen alle leerlingen in de sportzaal. Hier word algemene info gegeven over bv jarigen die maand, speciale gebeurtenissen,…
- Ook staat er elke maand een axendier centraal, hierrond wordt een toneeltje door leerlingen opgevoerd. Hierdoor wordt er ook aan verbondenheid in de klas gewerkt.
- Leerkrachten voeren ook een toneeltje op, hier wordt het spel van de maand op afgebeeld, uitgelegd, aangemoedigd. Het spel van de maand staat de hele maand centraal en is visueel zichtbaar in heel de school.
​
Diezelfde school kiest ervoor om elk trimester met de hele school een groot spel te spelen, het 'trimester-spel'. Ook hier is het doel om extra in te zetten op de verbondenheid.

